Welk script volg je?

Stained glass

“We first make our habits, and then our habits make us” (John Dryden)

Je hebt een bepaalde levensstijl en specifieke gewoontes. Je gebruikt als het ware een eigen draaiboek om je problemen te hanteren. Gelukkig maar, zo hoef je niet altijd opnieuw het warme water uit te vinden. Maar dikwijls ben je al lang vergeten dat  je een soort script volgt en besef je niet dat je ook op een andere manier kan handelen.

Je script ontstaat in je vroege jeugd wanneer je voor het eerst met een bepaald probleem wordt geconfronteerd. Dan doe je een aantal stappen:

  1. Je ervaart iets, bijvoorbeeld: je vader wordt ernstig ziek en je moeder is daardoor helemaal van slag.
  2. Vervolgens geef je een interpretatie: je stelt vast dat ouders niet voor zichzelf kunnen zorgen.
  3. je concludeert daaruit dat jij voor je ouders moet zorgen.
  4. Het is je overtuiging dat het de taak is van kinderen om voor de ouders te zorgen.
  5. Je past je gedrag aan: je gaat jezelf wegcijferen en zorg dragen voor je ouders.
  6. Er komt een reactie op je gedrag: je hoort anderen zeggen hoe geweldig je voor je ouders zorgt.
  7. Je besluit dat je goed bent in het zorg dragen voor anderen.
  8. Het wordt een patroon: ook als de buurvrouw hulp nodig heeft, ben je er voor haar.
  9. Reactie: niet enkel in je familie maar ook in de buurt wordt je geprezen voor je inzet.
  10. Pay-off: er zijn ook negatieve gevolgen, misschien vinden je leeftijdsgenoten je maar saai. Deze nieuwe ervaring start het stappenplan opnieuw.
  11. Interpretatie: je past deze negatieve ervaring in in je nieuwe bestaande wereldbeeld waarin jij de hulpvaardige verzorger bent. Je bedenkt dat je toch wat volwassener bent dan de anderen en dat je je daarom niet veel moet aantrekken van hun kritiek.

Doordat je deze stappen keer op keer doorloopt, wordt het als het ware een vast patroon, een script dat je volgt.  Je interpreteert de gebeurtenissen dan zo dat ze passen in het bestaande wereldbeeld, dat je zo ook voortdurend versterkt.

Een voorbeeld geeft aan hoe eenzelfde vertrekpunt kan  leiden tot twee totaal verschillende scripts:

Een tweeling, Jane en Ruth, werden geïnterviewd over hun ervaringen als kind tijdens de oorlog. Beiden hadden hetzelfde beleefd: als de bommen vielen, liepen hun ouders naar elkaar toe en hielden elkaar vast.  Jane dacht daarbij: ‘als er moeilijkheden zijn, is er altijd iemand om je vast te houden’. Ruth daarentegen dacht: ‘wanneer het er werkelijk op aankomt, sta je er alleen voor’. De betekenis die beiden aan deze ervaring gaven en het script dat eruit volgde maakte dat ze op hun zeventigste met eenzelfde probleem totaal anders zouden omgaan. Wanneer de ene zus ernstig ziek wordt, roept ze haar geliefden bij elkaar en vertelt wat er aan de hand is. Ze krijgt dagelijks bezoek en steun. Dat helpt enorm. De andere zus daarentegen houdt haar ziekte zo lang mogelijk verborgen. Haar kinderen komen sporadisch en plichtmatig. Ze voelt zich erg alleen. Het bevestigt haar ervaring van vroeger toen ze ook aan haar lot werd overgelaten.

Leestip: Koopmans Lieuwe,  Dit ben ik, 2012.

Geef een reactie